Vorige woensdag 16 oktober stonden we in ons dunste truitje op het Dorpsplein in Montenaken voor de SamanaWIL-wandeling van de maand. Het was inderdaad 20°C en dus kon de jas in de wagen blijven liggen. Toch stond er een fris windje dat het iets koeler liet lijken dan de weersvoorspelling had beloofd. Gelukkig bleef het droog.
Maar zei ik nu alweer Dorpsplein? Ik moet voortaan beter op mijn woorden letten. In Montenaken hebben ze namelijk geen Dorpsplein maar een Marktplein en dus kwam het gros van de kandidaat-wandelaars uit drie van de vier richtingen die op het plein uitlopen.
De GPS-gebruikers waren iets te vroeg afgedraaid naar Borlo waar ze wél een Dorpsplein hebben en wat officieel ook tot Gingelom behoort, anderen waren doorgereden op de N80 tot in Wezeren, wat ik omwille van het oude kerkje aangeraden had in deze blog en er waren er zelfs die in Gingelom de juiste afslag naar Montenaken gevonden hadden zonder GPS.
Gaan wandelen met SamanaWIL is soms stresserend voor we goed en wel vertrokken zijn.
Een andere reden tot argwaan over de locatie bij onze wandelaars: op het plein is er geen enkel café te zien. Een wandeling zonder café om af te sluiten is niet de stijl van SamanaWIL en dus was er enige geruststelling nodig. Het café zat mooi verborgen net om de hoek op nauwelijks 100 meter van het plein.
Als de gemoederen bedaard waren, gingen we op pad langs de Stepsstraat waar ook de Kapel van Steps staat. Ik kopieer even een paar zinnen uit Wikipedia over een veldslag die hier gebeurd is in de 13e Eeuw:
“Volgens een legende haalden de Luikenaars een beeld van Maria uit de kerk van Montenaken en brachten het naar het slagveld. Zodra het beeld ter plaatse was scheen de zon zo hevig dat ze de ogen van de tegenstanders verblindde en de wapens neerlegden.”
Een zonnebril hebben wij niet echt nodig gehad. Het bleef licht bewolkt en al bij al aangenaam wandelweer.
Een groep van veertien personen die zich samen in dezelfde richting begeven in Montenaken, wekt nieuwsgierigheid op. Enkele plaatselijke bewoners die met stoelen zaten te slepen en een boer die zijn kar aan het laden was, stopten met hun bezigheid om zich te vergapen aan onze passage.
De huizen en boomgaarden werden schaarser en al na een halve kilometer liepen we in open terrein naar het meest zuidwestelijke punt van Limburg dat hier grenst aan Vlaams-Brabant en Luik. De autoweg E40 die we eigenlijk al de hele tijd hoorden en die de taalgrens vormt, kregen we in het vizier en dan volgden we de verlaten verkavelingswegen die langs moderne windturbines en een oude Romeinse graftombe, de Avernassetom, leidden.
Na vier kilometer en negenhonderd meter bereikten we het café dat ook al een verrassing in petto had. Heel de wandelweg tot zelfs in het midden van het dorp hadden we nauwelijks een levende ziel kunnen bespeuren. Maar! Het café zat afgeladen vol: wielertoeristen en terrasjesmensen buiten, tooghangers, kaarters en biljarters binnen. Eén van de beide biljarttafels was speciaal voor ons omgetoverd tot eretafel voor veertien personen. We waren precies hoog bezoek.
Zoals het de laatste tijd de gewoonte geworden is, duurde het cafébezoek even lang als de wandeling.
Van het café tot aan onze wagens op het dorpsplein… sorry Marktplein, was het nog 100 meter. De Strava-adepten konden zo afronden op vijf kilometer alles opgeteld.
De terugrit naar huis was voor iedereen iets simpeler dan de heenrit. Vanaf deze meest zuidelijke gemeente van de provincie moest iedereen richting noord.